Seks, drugs en... kerkrecht

Eind augustus zwaait Dorian van der Brempt af als directeur van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren. Meer dan twintig kunstenaars, wetenschappers en andere vrienden schreven een bijdrage aan de huldebundel Risicovreugde. Zo ook Judith van der Wel. Ze schrijft Dorian een brief over het kerkrecht en een bijzondere Indiaans-christelijke kerkgemeenschap. Waarom een bijdrage over kerkrecht als geschenk voor Dorian? Welnu, hij probeerde de laatste jaren zijn programmateam ervan te overtuigen dat een avond over kerkrecht bijzonder interessant zou zijn. Niemand van de koppige programmeurs nam die handschoen op. Nu we Dorian stilaan uitzwaaien, wordt het dus tijd om dit onrecht alsnog ongedaan te maken.

 

Beste Dorian,

‘De rooms-katholieke kerk beschouw ik als de grootste multinational ter wereld,’ zei je enige tijd geleden tegen me. Je wees op de paus als oppermachtige CEO, het product ‘kerkleer’ en de miljarden gelovige klanten die ze wereldwijd bedient. Qua structuur is de kerk inderdaad een doodgewone organisatie met geschikt en ongeschikt personeel. Desondanks heeft een geloofsgemeenschap aanzienlijk meer juridische vrijheid dan een bedrijf. Een priester heeft geen drankvergunning nodig voor de zondagse mis, een caféhouder wel. Uit naam van het jodendom en de islam mogen jongens worden besneden, maar Studio 100 mag dat (godzijdank) niet.
           Dit verschil heeft te maken met het recht op godsdienstvrijheid en het daaruit voortkomende ‘kerkrecht’: het recht van geloofsgemeenschappen om hun eigen regels te formuleren ten aanzien van geloofsopvattingen, rituelen, kleding- en gedragscodes, et cetera. Nu begreep ik, Dorian, dat dit onderwerp jou zozeer fascineert dat je het al jaren op de agenda van deBuren probeert te zetten. Dat dit niet gelukt is, heeft vermoedelijk te maken met de verstikkende wierooklucht die het woord ‘kerkrecht’ bij veel mensen in herinnering roept. Maar zalig zijn de armen van geest: ingewijden kennen het seks, drugs en rock-’n-roll-gehalte van het kerkrecht...

Een paar jaar geleden bezocht ik midden in de Nederlandse polder een eredienst van de Braziliaanse Santo Daime-kerk. Ik wilde er één keer de bijzondere eucharistie meemaken. Tijdens deze mis krijg je namelijk geen wijn om Christus te gedenken, maar een slok van de DMT-houdende en dus geestverruimende thee ayahuasca (spreek uit: ‘ajawasca’), ‘de heilige Daime’. Dit vieze, bruine goedje – gemaakt van twee planten uit het Amazonewoud – maakt je zo misselijk dat je, zoals een andere deelnemer het verwoordde, ‘je hart uitkotst’. Vervolgens begin je te hallucineren. Na twee trips, die in totaal zes uur duren, kom je weer bij.
           Is dit een aanbeveling voor de druilerige dagen na je pensioen? Eventueel, maar laat je eerst meevoeren naar het bijna net zo spannende kerkrecht …
           De Santo Daime werd in 1999 voor het gerecht gedaagd. De officier van justitie beweerde dat er sprake was van harddrugsgebruik onder het voorwendsel van een religieus ritueel. Hij zwaaide met de Opiumwet, die DMT-houdende stoffen verbiedt. Daarop verweerden de aangeklaagde priesters zich met het recht op godsdienstvrijheid. Zij verklaarden dat het nuttigen van de Daime een heilig sacrament was. Wat woog nu zwaarder: de Opiumwet of het recht op godsdienstvrijheid?
            De rechter wilde eerst vaststellen of de Santo Daime een serieuze kerk was of een criminele organisatie. Hij kende de zaak van de Kloosterorde van de Zusters van Sint Walburga. Deze ‘zusters’ hadden een kloosterorde opgericht, zodat hun seksclub (met enkele heksenrituelen) meer vrijheden genoot. De rechter had daar in 1986 een einde aan gemaakt. In de ayahuascazaak zou het anders gaan. Een rechtsfilosoof en een antropoloog getuigden dat de Santo Daime een integere geloofsgemeenschap was, die in de jaren twintig van de twintigste eeuw was ontstaan in de regenwouden van Brazilië als mengvorm van het katholicisme en traditionele Indiaanse godsdiensten. Toch was de rechter nog niet overtuigd, want ook in erkende godsdiensten is niet alles toegestaan. Het recht op godsdienstvrijheid vervalt als de godsdienst een bedreiging vormt voor de openbare orde (denk aan terrorisme), de goede zeden (bijvoorbeeld seksueel misbruik) of de volksgezondheid – en die leek hier in het geding te zijn. De rechtbank liet daarom toxicologen en artsen oproepen. Zij stelden vast dat het gebruik van ayahuasca onder kundige begeleiding en in een rituele setting veilig is. Na die verklaringen sprak de rechter de priesters van de Santo Daime vrij. Het recht op godsdienstvrijheid had gezegevierd.
           Dit is niet altijd het geval. Aangezien er geen hiërarchie bestaat onder grondwetten, moeten rechters voor iedere casus opnieuw het recht op godsdienstvrijheid afwegen tegen andere wetten. Mag een strengchristelijke school homoseksuele docenten weigeren of is dat discriminatie? Is het dierenmishandeling om een stierkalf ritueel te slachten of valt dat onder godsdienstvrijheid? Maakt polygamie inbreuk op het gezinsleven of moet dit bijvoorbeeld mormonen worden toegestaan?         

Helaas heeft ook je katholieke ‘multinational’ het canoniek recht zo georganiseerd dat die problemen geeft, vooral in de liefde. Veruit de meeste zaken waar de katholieke rechtbank zich over buigt, betreffen het huwelijk. Terwijl protestanten hun kerkelijk huwelijk eenvoudig kunnen laten ontbinden, kan een katholiek huwelijk alleen nietig worden verklaard als een van beide echtgenoten, schrik niet, wilsonbekwaam is.
           Zo gebeurde het dat een Nederlandse, kerkelijke rechtbank een huwelijk nietig wilde verklaren op basis van een psychiatrisch rapport, waarin stond dat er bij de vrouw ‘psychische belemmeringen’ aanwezig waren geweest ten tijde van het huwelijk. De vrouw was onthutst: het rapport was buiten haar medeweten geschreven en de psychiater had ze zelfs nog nooit ontmoet. Ze stapte naar de rechter. Die oordeelde dat zowel de handelwijze van de kerkelijke rechtbank als die van de psychiater onrechtmatig was.
           Na zo’n zaak kun je je afvragen, Dorian, of al die religieuze ‘bedrijfjes’ wel zo’n grote vrijheid zouden moeten hebben. Veel representanten van geloofsgemeenschappen zijn ethisch niet verhevener dan de rest van ons, zoals zedenzaken en godsdienstoorlogen in het groteske laten zien. Geen wonder, gelovigen zijn mensen. Maar verdient een moskee, hindoetempel of kerk dan wel zo veel rechten?
           Ik meen van wel, hoe star, discriminerend en gevaarlijk sommige geloofsovertuigingen ook zijn. Geloofsgemeenschappen staan niet boven de wet. Er zijn regels die zo fundamenteel en dwingend zijn dat ze de godsdienstvrijheid inperken. Juristen noemen die regels ‘zwaarwegend dwingend recht ter bescherming van de openbare orde’. Binnen die grenzen mogen gelovigen hun godsdienst belijden om daarmee zin te geven aan hun leven, waar anderen dit doen met behulp van filosofie, wetenschap, politiek of kunst. Als ons de vrijheid op welke van deze terreinen dan ook wordt ontnomen, verliezen we het meest kostbare dat we hebben: het recht om uiting te geven aan wie we zijn, wat we denken en voelen.

Beste Dorian, ook jij hebt bij deBuren gezocht naar zin en ‘goede raad’, zoals een van je laatste projecten heette. Tal van kunstenaars, wetenschappers, politici en publicisten heb je een podium geboden. Van Zuid-Afrika tot aan Georgië heb je mensen met elkaar in contact gebracht en het vertrouwen gegeven om te tonen wat zij konden. Je hebt risico’s genomen en daarmee jong talent ontdekt en oud talent geëerd. Zo heb je met al je avontuurlijkheid, organisatietalent, vastberadenheid, wijsheid en eigenwijsheid een grote en unieke bijdrage geleverd aan de Vlaamse en Nederlandse cultuur. Een mooie missie.

Dank je wel, Dorian! Ik wens je alle geluk op het vervolg van je tocht,

Judith van der Wel

 

Uit de bundel Risicovreugde, deBuren 2015

website door: wemagine