Anne Provoost: 'Je weet niet wat er is gebeurd, en je zult het nooit weten'

Anne Provoost (1964) brak in Nederland door met haar jeugdroman Vallen, waarin een jongen geconfronteerd wordt met hedendaags racisme en het oorlogsverleden van zijn grootvader. Het boek werd in elf talen vertaald en met vele prijzen bekroond. Daarna schreef Provoost De roos en het zwijn, een hervertelling van het verhaal van Belle en het Beest, en De arkvaarders over de ark van Noach. Haar nieuwe boek In de zon kijken is Provoosts eerste boek dat is uitgegeven als roman voor volwassenen. Intensief Magazine reisde naar Antwerpen voor een interview.

In de zon kijken, de nieuwe roman van Anne Provoost, vertelt het verhaal van het jonge meisje Chloë dat op het Australische platteland woont. Wanneer Chloë’s vader na een val van zijn paard om het leven komt, moeten de moeder en haar dochters het hoofd boven water zien te houden. Dit wordt bemoeilijkt doordat de moeder langzamerhand blind wordt.

“Ik dacht eerst niet dat dit een roman zou worden,” vertelt Provoost in de tuin achter haar huis. “Het boek is ontstaan uit een aantal korte verhalen die ik schreef na invallen die ik op mijn reizen kreeg. Ik zat in een bijzonder drukke fase van mijn leven: door de sociale en stedenbouwkundige veranderingen in mijn buurt Borgerhout waren mijn man en ik veel met opiniering bezig, over politiek, over ecologisme, over urbane planning. We hebben drie kinderen in huis, het was vechten om rust te vinden. Een paar romans waren vastgelopen, en ik was op zoek naar nieuwe mogelijkheden en nieuwe vormen. Ik wilde een aantal dingen in de vingers krijgen, in de hoop dat ik dan beter zou begrijpen hoe ik de boeken waar ik mee bezig was, maar die niet leken te lukken, weer op de rails kon krijgen. Ik hoopte meer inzicht te krijgen in hoe teksten werken door een paar zaken uit te proberen. Ik was bijvoorbeeld geïnteresseerd in de tegenwoordige tijd, en ik vroeg me af hoe ver je kon gaan met het beperken van het vertelperspectief. Ik bedacht mijn plotlijnen terwijl ik in luchthavens wachtte, in treinen zat. Dit boek is ontstaan uit een soort van acute noodzaak om bezig te blijven. Ik had geen writers block want ik schreef voortdurend, maar ik was voornamelijk bezig met het verwerpen van wat ik had gemaakt. Plotseling zag ik dat er een lijn zat in de verschillende verhalen die ik had opgetekend.”

“Toen ik vier of vijf verhalen af had, merkte ik dat ze allemaal over min of meer hetzelfde meisje handelden. In ieder verhaal was er een interessante spanning met een oudere figuur, haar moeder. In een van de eerste verhalen ontdekte ik al de problematiek van die moeder: ze had haar gezichtsvermogen op één oog verloren, en dreigde helemaal blind te worden. In het derde of het vierde verhaal ontdekte ik er iets erger aan de hand was: haar man was omgekomen na een val van zijn paard.”

Te kleine kaders

“Chloë ervaart, voelt aan, beseft, maar ze begrijpt nog niet alles. De schrijver, ik dus, verwoordt wat zij beseft en ervaart. Ik speel met dat niveauverschil tussen wat een kind mentaal vermag, en wat het al onder woorden kan brengen. Het mentale vermogen is veel groter dan het verbale. Als Chloë de directe rede gebruikt, voel je dat ze nog een kind is, met een kleine woordenschat en beperkte taalvaardigheid. Maar in haar hersenpan kolkt en bruist een complexiteit van denken die kinderen al op heel jonge leeftijd hebben. Die complexiteit breng ik in kaart. Ik gebruik er de woorden voor waarover Chloe nog niet beschikt, en daardoor doe ik haar recht: ze is niet de eerste de beste, ze is hoogst sensitief, haar gevoelens zijn gecompliceerd. Het ontbreekt haar aan context, terwijl de volwassen lezer natuurlijk wel meteen denkt: ‘Ik weet wat hier gaande is.’

Chloë kan sterk gewaarworden en ondervinden, maar ze kan nog niet alles begrijpen en interpreteren. Het boeiende is dat de volwassenen in mijn verhaal dat eigenlijk ook niet kunnen. Neem nu het ongeluk met haar vader. De mannen gaan jagen, en in het laatste deel van de jacht hebben ze alcohol gedronken. Misschien niet veel, niet eens genoeg om dronken te zijn, maar als er daarna een dodelijk ongeluk gebeurt, worden die paar slokken Limono ineens heel erg relevant. Op zo’n moment trekt zelfs het kader van de volwassenen scheef. Dat lijkt me conform de trivialiteit van een werkelijk ongeval. Ook in drama’s waar een rechtszaak bij komt kijken, en waarbij beklaagden en verdedigers urenlang hebben gepleit, blijven er parallelle versies van de feiten naast elkaar bestaan. Terzelfder tijd zegt iedereen ook: het heeft geen belang wat er is gebeurd, want het brengt de dode niet terug. Zo is het ook in dit boek. Het gaat erover dat het leven zelden een whodunnit is. Zoals sommige boeken een licht werpen op de vele facetten van een drama, heb ik juist willen laten zien dat een drama dikwijls vol leemtes zit. Je weet niet wat er is gebeurd, en je zult het nooit weten.”

Daarom maakte Provoost een minder uitgewerkt plan voor deze roman dan bij haar voorgaande boeken. Ze wist hoe het ongeluk was gebeurd, maar bewaakte de leemtes. “Ik heb bladzijden volgeschreven waarin ik de hoofdpersonages met elkaar confronteerde. Een ruzie bijvoorbeeld, tussen Chloë’s moeder en de hulp. Tijdens die ruzie werd alles duidelijk: hoe het ongeluk was gebeurd, wie waarvan schuld droeg. Nadat ik ze had geschreven, heb ik die bladzijden weer geschrapt. Alle informatie die ik gaf, zat eigenlijk al in het boek. Ik hoefde het niet te herhalen, de lezer kon de reconstructie zelf wel maken. Mijn interessepunt was wat het meisje ziet als ze naar haar moeder kijkt, en dat meisje ziet niet het grote verhaal. De lezer ziet het grote verhaal wel, en voelt vooral de begrenzing van het perspectief van het kind; over die spagaat wilde ik het hebben.”

Stokken in de wielen

Chloë blikt niet uitgebreid terug op de tijd dat haar vader nog leefde. Ze is met haar spel, met de dieren op de boerderij en met haar moeder bezig. Alleen het voorlaatste hoofdstuk bevat een uitgebreide flashback. Provoost: “Ik wilde een verslag brengen van de verstilling die ontstaat als onverwacht iemand sterft. Zoals je in een dichtbundel schijnbaar elk gedicht kunt weglaten, kun je in dit boek schijnbaar elk hoofdstuk weglaten. Ik zei het al, dit is geen whodunnit: de belangrijke vragen zijn niet wie, wat, waar, wanneer. Maar ik hoop dat de lezer geïntrigeerd raakt door die bijna overbelichte dia die elk hoofdstuk is. Elke scène is een bevroren beeld, vertrekt vanuit een banaal voorval, en in de banaliteit ligt de dramatiek. Dit boek heeft nog het cachet van een bundel korte verhalen. Het heeft minder dan een gewone roman aandacht voor de context. Het plaatst een welbepaald beeld in het brandpunt, bijna alsof je een fotoboek bekijkt. Eén slide in de diashow belicht Chloë’s vader, dat kan niet anders. De man had goede, realistische plannen. Als plannen stranden ligt het niet altijd aan de aard van de plannen. Iemand sterft te jong, en dan valt alles in duigen. Ook zijn vrouw en zijn dochters moeten bijsturen en inbinden. Voor mij is het voorlaatste hoofdstuk in die zin het koninginnestuk: daar zie je het begin van de neergang. Ik had het ook voorin kunnen zetten, maar had je niet het perspectief dat nodig is om te begrijpen hoe tragisch de gebeurtenissen met kerstmis wel niet zijn.”

Omdat de focus van het boek bij de moeder ligt, begrijpt Provoost wel dat In de zon kijken als roman voor volwassenen is uitgegeven. Jongere lezers zouden het volgens haar ook kunnen lezen. “Ik denk dat elke lezer op zoek is naar identificatie. Maar als identificatie te makkelijk is, wordt het pulp. Hoe groter de identificatie, hoe makkelijker verteerbaar. Identificatie betekent voor mij niet altijd: zo ben ik, maar ook: zo wíl ik zijn, in die huid kan ik heel makkelijk gaan zitten, want dit is alles wat bij mij geen weerstand oproept. Maar interessant wordt het pas als er ook een en ander wringt, als er een zekere vervreemding is. Dat zoek ik in elk boek: wat herken ik, maar wat verfrist ook, wat duwt mij weg van wat dat ik herken?”

Lego

In Provoosts boeken spelen fysieke gebreken vaak een rol. In dit boek wordt de moeder van Chloë langzaam blind, in Vallen verliest Caitlin haar voet en in De arkvaarders is de vrouw van Noach lam. Provoost: “Ik denk dat dit te maken heeft met hoe ik het leven ervaar en met hoe ik mij artistiek uit. Ik kan niet waarnemen zonder mijn lichaam, waardoor ik ook niet kan rapporteren zonder dat het lichamelijke een rol speelt. Ik denk dat er schrijvers zijn helemaal anders in het leven staan, en bij wie een verhaal zich helemaal op het niveau van hun verstand kan afspelen. Voor mij heeft dat beperkingen, omdat ik het leven niet op die manier ervaar. Ook als ik vind dat ik een interessante these uiteenzet, dan nog zal het voor mij relevant zijn of ik op dat moment hoofdpijn heb, naar de wc moet, of zit te zweten. Ik word daarenboven onrustig van de vele interpretaties en de commentaren op de werkelijkheid waarmee we om de oren worden geslagen, ik wil het liever hebben over de werkelijkheid zelf, zoals ze zich aan mij voordoet. Dus ik heb mij onthouden van uiteenzettingen en kanttekeningen. Het registreren is belangrijker dan de toelichting. Ik wil de lezer op waarde schatten. Hij is zelf in staat om een verhaal op te bouwen en van commentaar te voorzien. Mijn roman is eigenlijk een doos losse legoblokken. Ik heb met de blokken iets gebouwd, maar toen ik het boek schreef, heb ik het verhaal blokje voor blokje weer afgebroken. Ik weet dat er genoeg blokjes in de doos zitten om er iets van te maken. Ik voeg geen plannetje toe. Het is aan de lezer om de reconstructie te doen. Dat hoeft niet perse te resulteren in hetzelfde huis als wat ik heb gemaakt. Het zal in de buurt zitten van wat ik heb gedaan, maar wijkt het er ook van af.”

 

Judith van der Wel | Intensief Magazine, 16 mei 2007
Oorspronkelijke titel: 'Verstilling in overbelichte dia's'

website door: wemagine