Het is iets dat iedereen wel kent: je hebt iets vervelends meegemaakt en als dat eindelijk achter de rug is, hoop je dat alles weer goed is, maar dat valt tegen… Na een ziekte, ongeluk of burn-out
Het feest van Mrs. Dalloway
Het is iets dat iedereen wel kent: je hebt iets vervelends meegemaakt en als dat eindelijk achter de rug is, hoop je dat alles weer goed is, maar dat valt tegen… Na een ziekte, ongeluk of burn-out niet meer de energie hebben die je vroeger had. Mijn studenten, die na tweeënhalf jaar van lockdowns, weer dachten lekker te gaan studeren en feesten, maar ineens angstig of depressief werden als ze tegenover studiegenoten stonden die ze alleen kenden van het beeldscherm. Of, het extreemste voorbeeld, na een oorlog: wanneer een nieuw leven opbouwen al net zo moeilijk blijkt als het overleven dat daaraan voorafging.
In het boek Mrs. Dalloway, uit 1925, komt dit laatste thema aan bod. Op een mooie junidag organiseert Clarissa Dalloway, weer voor het eerst een feest sinds de Eerste Wereldoorlog. Ze is dan begin vijftig en net hersteld van de Spaanse griep, een epidemie die in 1918 vele miljoenen doden eiste. In de roman speelt de Eerste Wereldoorlog echter een grotere rol. Wat een frish und fröhliche Krieg had moeten worden, waar talloze jonge jongens zich vrijwillig voor hadden aangemeld, liep uit op een gruwelijke loopgravenoorlog, waaruit veel jongens zwaar gehavend of met een shell shock terugkeerden. In de high society waarin Mrs Dalloway zich begeeft, zijn nog relatief weinig jongens gesneuveld – de rijke jongens vochten immers niet in de frontlinies – en als dat toch is gebeurd, schrijft de Britse etiquette een stiff upperlip voor: geen emoties tonen. De bazaars en de feestjes op de ambassade gaan door als vanouds en als er al eens een zoon is omgekomen, dan wordt er vooral over gesproken dat ‘het oude landgoed naar een neef moest gaan’. Mrs Dalloway gaat er ook zo mee om: de oorlog is voorbij, klaar, het is zomer, tijd voor een feest.
Septimus Warren Smith, het andere hoofdpersonage uit het boek, kán de oorlog daarentegen niet vergeten. Hij is zo ernstig getraumatiseerd teruggekomen uit de loopgraven, dat hij alle aansluiting met de mensen om hem heen verloren heeft. Het ene moment meent hij dat hij goddelijke boodschappen ontvangt, het volgende dat hij een mislukkeling is, omdat hij zijn beste vriend niet heeft kunnen redden. Zijn jonge vrouw Lucrezia is ten einde raad omdat ze hem niet meer begrijpt. Wanhopig neemt ze haar man mee naar verschillende artsen. Die komen echter niet verder dan dat hij zijn ‘gevoel voor proportie’ kwijt is en maar moet worden opgesloten in een rusthuis. Septimus en Lucrezia staan volkomen alleen; zelfs elkaar kunnen ze niet troosten.
Mrs Dalloway en Septimus Warren Smith zijn in veel opzichten elkaars tegenpolen. De jonge Septimus is net getrouwd en zou aan het begin van zijn leven met Lucrezia moeten staan. De grijze, rijke Mrs Dalloway begint terug te kijken op haar leven. Haar voornaamste zorg is of ze er wel verstandig aan heeft gedaan om niet te trouwen met haar grote liefde, de avontuurlijke, kritische Peter Walsh, en in plaats daarvan te kiezen voor de ietwat saaie, welgestelde en sociaal aangepaste Richard Dalloway. Haar vraag lijkt een luxe vergeleken bij het grote trauma van Septimus. Hij weet niet meer hoe verder te leven, zij vraagt zich af of een ander leven niet nóg beter was geweest dan haar best comfortabele leven. Toch is ook Mrs Dalloway’s vraag wezenlijk; in feite vraagt zij zich af wie zij is geworden. Heeft ze zich niet te veel aangepast aan wat er van haar werd verwacht? Leeft ze wel naar haar diepste verlangens en overtuigingen?
Wat Mrs Dalloway en Septimus gemeen hebben is dat zij allebei teruggezogen worden naar het verleden. De dingen die daar zijn gebeurd beïnvloeden hun levens, alsof er een steen in het water is gevallen en de uitdijende kringen nog altijd voelbaar zijn. Misschien schrijft Virginia Woolf daarom telkens als de Big Ben slaat: ‘de loden cirkels losten op in de lucht’. Een moment is maar vluchtig en toch kan het zo zwaar en beladen zijn dat de kringen daarvan nog decennia of zelfs een leven lang voelbaar zijn.
Dat geldt zeker voor een oorlog en een partnerkeuze, maar het mooie van deze roman is dat Woolf laat zien dat ook kleine ontmoetingen hun sporen kunnen nalaten. Zo hoorden we net over een moment waarop volslagen vreemden tegelijkertijd naar een auto kijken en zich afvragen welke hoogwaardigheidsbekleder erin zit. De een denkt dat het de koningin is, de ander is ervan overtuigd dat het de eerste minister is. Hoewel de toeschouwers elkaar niet kennen en verschillende meningen zijn toegedaan, zijn ze het, bewust of onbewust, over één ding eens: de auto representeert de machthebbers die hen de oorlog hebben ingesleurd. In hun rouw, ‘iets zeer dieps’, zijn de mensen samen.
Als Woolf iets duidelijk maakt in Mrs Dalloway is het wel dat we in hoge mate met elkaar verbonden zijn. Ook al hebben we de hele dag gedachten en gevoelens die bijna alleen maar over onszelf gaan en wat we van de dingen vinden, zo particulier zijn ze niet. Woolf beschrijft hoe ons bewustzijn met zijn continue stroom van gedachten (stream of conciousness, noemt ze dat) niet alleen door onszelf, maar ook door anderen is gevormd. De buitenwereld met zijn oorlogen, epidemieën en wat niet al, beïnvloedt ons. Maar ook de binnenwerelden van anderen stromen voortdurend onze eigen binnenwereld in, als waterverf, waardoor je nauwelijks meer kunt onderscheiden wat nu jouw gedachten zijn en die van anderen. Moeten de handschoenen voor het feestje boven of onder de elleboog vallen, vraagt iemand zich af in dit fragment. Wat ze aantrekt, wordt mede ingegeven door de omgeving. Of ze zichzelf mooi vindt of niet ook, en hoe ze naar anderen kijkt.
Verbondenheid heeft ook iets troostrijks. Wanneer we in de put zitten, voelen we ons namelijk vaak afgesneden van anderen. Het lijkt dan wel alsof wij de enige zijn met een probleem, terwijl anderen lang en gelukkig verder leven. In dit boek voelt Lucrezia, de vrouw van Septimus, zich bijvoorbeeld eenzaam, omdat, in haar ogen, alle pasgetrouwde stellen verliefd zijn en zij zich geen raad weet met haar getraumatiseerde man. Ze kent het woord voor zijn aandoening niet eens. Iets vergelijkbaars zag ik op het nieuws in de Pride-week. Een man van een jaar of zeventig vertelde wat een opluchting het was toen hij erachter kwam dat er een woord bestond voor het feit dat je als man van andere mannen kunt houden. Hij was niet de enige. Er ging een wereld voor hem open.
We zijn met elkaar verbonden. Jij bent met alles wat je bent niet alleen van jezelf. Je hebt gedachten en gevoelens die anderen ook hebben. Gedachten en gevoelens waarin je beïnvloed bent door anderen en waarmee je op jouw beurt weer anderen beïnvloedt. Dat geeft ook een verantwoordelijkheid. In Mrs Dalloway oordeelt Woolf, die zelf de nodige ervaring had met artsen en psychiaters, hard over de behandelaars van Septimus. Ze luisteren niet, zijn niet geïnteresseerd, ze willen vooral van hem af. Dat ze daarmee, behalve hem, ook zichzelf geweld aan doen, realiseren ze zich niet. Maar hoe zou je met zachtheid naar je eigen pijn kunnen kijken als je die van een ander niet onder ogen kunt komen? Hoe help je dan jezelf overeind als het nodig is?
De mooiste vorm van verbondenheid in het boek vind ik die tussen Mrs Dalloway en Septimus. In de hele roman wisselen zij geen woord met elkaar; ze merken elkaar niet eens op als ze door dezelfde straat lopen. Maar wanneer Mrs Dalloway op haar feest, waarop ze niets wil horen over oorlog en verderf, van haar gasten over zijn dood hoort, realiseert ze zich hoezeer zij op hem lijkt. Een paar woorden over hem zijn genoeg om haar te raken. Woolf roert hiermee iets wonderlijks, iets kostbaars aan: dat mensen elkaar niet hoeven te zien of te spreken, elkaar niet hoeven te kennen, niet allebei meer in leven hoeven te zijn, en toch bij elkaar horen.
Lezing gehouden in de Dominicuskerk, 14 augustus 2022
Van alle Amsterdamse huizen waar de tweelingzussen gewoond hadden, was er één waar ze liever niet aan terugdachten. Met de oorlog had dat weinig te maken.
Dit voorjaar verscheen Spiegelmoeders, een verzwegen familiegeschiedenis van Judith van der Wel.
Astrid trekt de deur van haar huis achter zich dicht. Haar zoontje zit nog in bad, haar man is op zijn werk, maar zij vertrekt.