Het is iets dat iedereen wel kent: je hebt iets vervelends meegemaakt en als dat eindelijk achter de rug is, hoop je dat alles weer goed is, maar dat valt tegen… Na een ziekte, ongeluk of burn-out
Dieet voor echtheid
Net voor de zomer bracht Toneelgroep Amsterdam de roman Vergeef ons op de planken van de Amerikaanse schrijfster Amy M. Homes (1961). Achter staande microfoons vertelden de acteurs het verhaal van Harold die het gezinsleven van zijn broer George de vernieling in helpt, maar uiteindelijk toch verantwoordelijkheid neemt voor diens kinderen (zie de trailer waarin Harold zich verschuilt achter de naam Chris).
Intussen heeft Homes een nieuwe verhalenbundel geschreven, Dagen van inkeer. Ook hierin toont zij hoe mensen uit welgestelde, Amerikaanse families beknot en verstrikt raken in hun eigen levens. Ze werken hard, volgen diëten, slikken antidepressiva, mediteren, gaan in therapie, gaan vreemd en proberen hun lichaam met botox en andere cosmetische ingrepen jong en strak te houden. Het is geen prettige wereld die de schrijfster ons voorhoudt – je komt er nagenoeg geen gezinsgeluk in tegen – maar toch rest er een sprankje hoop. Met veel gevoel voor humor laat Homes in deze levendige verhalenbundel zien hoe deze mensen geworden zijn wie ze zijn en hoe ze soms, net als Harold uit Vergeef ons, een ander pad weten in te slaan.
Een goodie bag vol genocidespullen
Die mogelijkheid om voor een andere levenswijze te kiezen krijgen de personages in het indrukkende titelverhaal ‘Dagen van inkeer’. De titel is een letterlijke vertaling van Days of Awe, een lastig te vertalen begrip dat in het Engels behalve ‘dagen van inkeer’ ook de betekenis heeft van de Joodse ‘Hoge Feestdagen’ (Joods Nieuwjaar en Grote Verzoendag). Het verhaal speelt zich af in september, als ‘de appelbomen zwaar zijn van het fruit’ en het Joodse Nieuwjaar op het punt staat om aan te breken.
In die tijd ontmoeten een ‘Oorlogscorrespondent’ en een ‘Taboedoorbrekende Romanschrijver’ elkaar op een topconferentie voor genocides. Al wanneer ze bij aankomst een goodie bag vol genocidespullen krijgen, is duidelijk wat een absurd decors Homes neerzet. De bar van het genocidecongres is tot middernacht open, er is een spirituele stilteruimte, er zijn gratis sapjes en stoelmassages en op de laatste avond is er stand-upcomedy. De Oorlogscorrespondent en de Taboedoorbrekende Romanschrijver kijken er meewarig naar. Ze kennen elkaar van vroeger, toen zij, de Romanschrijver, nog tegen hem opkeek omdat hij al jong getrouwd was. Inmiddels is hij gescheiden en heeft zij een relatie met een vrouw die – weer zo’n maf detail – chocoladepenissen op haar kamer heeft laten bezorgen.
Zij vindt de Oorlogscorrespondent echter interessanter dan de chocola, vooral als ze hem op sjabbat tegenkomt in de synagoge. Ze wist niet dat hij Joods is en dat schept ogenblikkelijk een band. Ze maken grappen, gebruiken Jiddische uitdrukkingen en stellen elkaar serieuze vragen. ‘Waarom zijn we hier? Waarom hebben jij en ik ervoor gekozen om met andermans pijn te leven?’ vraagt ze. Als schrijfster van een roman over de intergenerationele effecten van holocausttrauma’s weet ze welk effect de geschiedenis van hun ouders ook nog op hen kan hebben. ‘Het is alsof ik gestraft moet worden’, zegt hij over de oorlogssituaties die hij opzoekt. ‘Ik ga steeds weer terug.’
In het verhaal ‘Dagen van inkeer’ toont Homes op ingenieuze wijze hoe twee mensen op een congres onder ogen zien wie zij geworden zijn en daar tegelijkertijd aan proberen te ontsnappen. Ze zien hoe hun Joodse familieverleden hen heeft gemaakt tot ‘getuigen van de getuigen’: ze getuigen wel van andermans leed, maar weten amper wat ze zelf voelen. Op het congres storten zij zich in elkaars armen, vrijen alsof hun leven er vanaf hangt en vieren traditioneel Joods Nieuwjaar met appels en honing nog voor het zover is. Daarmee doet de Romanschrijver niet alleen voor even afstand van haar getuige-identiteit, maar evenzeer van haar lesbische identiteit. Naar eigen zeggen is ze alleen lesbisch omdat ze nooit een man vond die een even intelligente vrouw wilde. Zo werpt Homes belangrijke vragen op: wat betekent het om vrouw te zijn, hetero- of homoseksueel, Joods en om geïdentificeerd te worden met een bepaald beroep? Op indringende wijze laat ze zien hoezeer mensen snakken naar een bevrijding uit die vaste kaders.
‘Ben ik eigenlijk wel echt?’
De vraag naar de eigen identiteit speelt in meer verhalen een rol. Soms gaat het om een Joodse identiteit, een andere keer om de identiteit van een adoptiekind (zoals Homes zelf) of juist van iemand die muurvast zit in een typisch Californisch milieu.
Die Californische identiteit vormt het thema van het tweeluik ‘Hallo allemaal’ en ‘Ontsnapt.’ Cheryl groeit op in een gezin waarin iedereen het hele jaar in badpak loopt, zelfs met Kerst. Haar moeder Sylvia wordt na ontelbare plastisch chirurgische ingrepen niet meer herkend door haar eigen ouders, zelfs niet op haar jeugdfoto’s aangezien ze die eigenhandig heeft geretoucheerd. Cheryl zelf ligt aan het zwembad zonder te zwemmen (zonde van haar kapsel) en beweegt alleen nog tijdens haar lessen spinnen, yoga en dansen. Ze is de enige die vraagtekens zet bij haar leven. Ze herinnert zich momenten met haar vriend Walter dat ze fantasietalen bedachten en zich geen zorgen maakten om wat anderen dachten. ‘Ben ik eigenlijk wel echt?’ vraagt ze Walter. ‘“Lastig te beantwoorden, hè?” zegt hij en hij tuurt naar boven. “Kijk naar de hemel. Vind je die niet fantastisch? Zo blauw, zo open.”’ Met kristalheldere dialogen als deze slaat Homes bressen in een ogenschijnlijk maakbare wereld. Cheryl twijfelt, maar blijft vastzitten. Haar leven is te comfortabel.
In het tweede verhaal ‘Ontsnapt’ laat Homes radicaal het noodlot toeslaan. Het lijkt erop dat Homes die arme Cheryl zo graag wil redden dat ze haar toevlucht heeft gezocht tot een deus ex machina. Geloofwaardig is dat niet, bevredigend evenmin. Nu ziet de lezer Cheryl immers nog niet als een eigenzinnig, sterk en feilbaar mens. Sterker zijn de verhalen waarin de personages zelf overwegen om hun leven anders in te richten, ook als ze nog (gedeeltelijk) vasthouden aan hun oude leven. Zo is er een man die op zoek gaat naar het pretpark waar hij zich voor het laatst gelukkig heeft gevoeld. Of een meisje dat doorns in haar armen en voeten heeft gestoken en zich realiseert dat dat met het trauma van haar moeder en oma te maken heeft: ‘Heeft eigenlijk wel iemand een eigen leven?’
Met verhalen als deze zet Homes doeltreffend een felle operatielamp op de hardheid en eenzaamheid die schuilgaat achter een ogenschijnlijk maakbare samenleving. Overtuigend toont ze hoe belangrijk het is om te reflecteren op je eigen achtergrond en je bewust te zijn van de keuzevrijheid die je hebt.
Fantasie en ontmoeting
Die keuzevrijheid behelst in Dagen van inkeer de mogelijkheid om je met anderen te verbinden (zoals de Oorlogscorrespondent en de Taboedoorbrekende Romanschrijver doen), maar ook om je fantasie te gebruiken. Homes plaatst sprookjesachtige verhalen tegenover haar harde weergave van de realiteit. Zo laat ze in het verhaal ‘Het Omegapunt’ mensen die elkaar niet kennen maar wier voorouders een geschiedenis delen, samenkomen via een magnetisch kastje. We zijn met meer mensen verbonden dan we denken, is de positieve boodschap. Toch is dit een van de weinige rooskleurige verhalen uit de bundel. Het surrealistische ‘Je moeder was een vis’, dat opnieuw over verschillende generaties gaat, is op de keper beschouwd een harde geschiedenis over een familie die moet overleven in een door seks geregeerde wereld. Het doet denken aan een schilderij van Jeroen Bosch: mensen, dieren en objecten vloeien naadloos in elkaar over en in vrijwel elke zin zitten freudiaanse verwijzingen: ‘pijp pik pijp pik, deed de naaimachine’. Gevoelens doen minder ter zake, het gaat in een verhaal als dit veel meer om de verbeelding van een idee. Daar kun je van houden of niet, maar Homes heeft het zo mooi geschreven dat het tot herlezing uitnodigt. Ook de vertaling is hier sterk, net als in de rest van de bundel. Alleen in het verhaal ‘Wiens verhaal is dit eigenlijk en waarom moet ze er altijd aan denken?’ laat deze iets te wensen over wanneer er consequent over een ‘dokter’ wordt gesproken, terwijl er duidelijk een ‘psychiater’ tegenover het meisje op de divan zit. Een schoonheidsfoutje, meer niet.
Aan het absurdisme in Homes’ verhalen is goed te merken dat zij les heeft gehad van de toneelschrijver Edward Albee (Who’s afraid of Virginia Woolf?). Net als Albee vergroot zij pijnlijke situaties uit het dagelijkse (familie)leven uit en stelt zij daarbij vragen over onze maatschappij. Ook aan Homes’ mooie dialogen is te zien dat zij uit de toneelwereld komt. Ze verstaat de kunst om mensen langs elkaar heen te laten praten en een gesprek van vriendinnen over te laten lopen in een (nagespeelde) echtelijke ruzie.
Het mooiste voorbeeld van dit vakmanschap is ‘De nationale vogeltentoonstelling.’ In een chatroom voor grasparkietenliefhebbers laat Homes twee eenzame zielen aanschuiven: een puberdochter van gescheiden ouders en een Amerikaanse militair die in Afghanistan is gestationeerd. Terwijl de andere deelnemers aan het chatgesprek als ‘kwetterende vogels’ vragen stellen over hun zieke grasparkiet of vogelvoer, vinden zij elkaar en doen zij in die anonieme, publieke ruimte persoonlijke ontboezemingen. Zoals vaker in Homes’ verhalen vinden twee ontwortelde mensen zo hun toevlucht bij elkaar. In die ontroerende ontmoetingen slankt zij haar personages af tot wie zij werkelijk zijn. Het enige schrijnende is dat haar personages maar zo weinig bestendig geluk vinden. Een bemoedigend chatgesprek, een hartstochtelijke affaire, een inzicht bij een psychiater – daar moeten deze personages het mee doen. Als lezer kun je alleen maar hopen dat dat ene moment iets groters in gang zet.
Knack online en De Reactor, juli 2018.
Over Dagen van inkeer van A.M. Homes (vert. Gerda Baardman en Monique ter Berg). De Bezige Bij, Amsterdam 2018. ISBN 978 94 031 2250 2. Pp. 316.
Van alle Amsterdamse huizen waar de tweelingzussen gewoond hadden, was er één waar ze liever niet aan terugdachten. Met de oorlog had dat weinig te maken.
Dit voorjaar verscheen Spiegelmoeders, een verzwegen familiegeschiedenis van Judith van der Wel.
Astrid trekt de deur van haar huis achter zich dicht. Haar zoontje zit nog in bad, haar man is op zijn werk, maar zij vertrekt.